Hoe werkt het tentoonstellen van Anderen als beperkend/kleinerend?

Ik heb een lijstje gemaakt van elementen die altijd terugkomen: het creëren van afstand; het tonen van de Ander in kleinerende omstandigheden; éen ander zien is ze allemaal zien; niet de geëxposeerde mens maar de tentoonsteller bepaalt hoe hij in beeld wordt gebracht; de exotische Ander; de fantasie van blanke dominantie.

Het creëren van afstand
Niet alleen het feit dat de tentoongestelden vaak achter een afsluiting zaten, creëerde afstand. De tentoonstellers keken uit dat ze enkel Anderen selecteerden, die geen westerse talen spraken, om contact met het publiek te verhinderen. Stel je voor dat er een dialoog zou ontstaan waarin gelijkenissen werden ontdekt!
De mobiliteit van de tentoongestelden werd beperkt, ze konden niet vrij het land of de omgeving bezoeken – dit vermeed contact met de plaatselijke bevolking, maar ook dat de Ander het ‘echte leven’ hier zou ontdekken, met armoede en zwakheden ipv welvarende, gezonde, perfecte westerlingen.
Mentale afstand werd gecreëerd door de verschillen te benadrukken, niet de gelijkenissen, tussen de Ander en onszelf. Ze werden verzocht te tonen wat ze deden in hun dagelijks leven, zich te kleden zoals thuis, zonder mogelijkheid om zich aan hun nieuwe omgeving aan te passen.

De Ander tonen in kleinerende omstandigheden
Hoewel hen gevraagd was om ‘normaal te doen’, bevonden ze zich in achter een afsluiting of op een podium met niets normaals te doen, in plaats van, bijvoorbeeld, in een groot woud. Ze waren niet gelogeerd in hotels. Ze sliepen, wasten zich en gingen naar het toilet in hun tentoonstellingsruimte. Hoe gênant. Het publiek moest wel over hen denken als vuile, ‘primitieve’ mensen. Geen wonder dat zelfs hun menselijkheid – stonden ze dichter bij de dieren? – in vraag werd gesteld.

Reductie-deductie: éen Ander zien is ze allemaal zien
Dit aspect werd ruimschoots ondersteund door de wetenschap. Saartjie Baartman werd door wetenschappers opgemeten als ‘de’ hottentot. Uit de publieke dissectie van Joice Heth concludeerde de arts dat het “makkelijker was het skelet van een Afrikaan te onderscheiden van een Noord-Kaukasiër”, dan een hond van een hyena of een tijger van een panter…

Niet de geëxposeerde mens maar de tentoonsteller bepaalt hoe hij in beeld wordt gebracht
De organisatoren organiseerden minutieus elk aspect van de show: ze bouwden hutjes, zorgden voor een geschilderd decor, een afsluiting, selecteerden de tentoongestelden en gaven hen instructies.
Het publiek werd nooit uitgenodigd voor een dialoog, maar om te kijken. De blik van de bezoekers werd geleid door de tekst op het programma en door de pers, ondersteund door de wetenschap. De tentoongestelden werden verplicht om de verwachtingen van het publiek in te vullen; de clichés waren al geconstrueerd voor hun aankomst. Hen werd nooit gevraagd hoe ze gezien wilden worden. Herinner je het beeld van de Australiërs, rillend van de kou onder hun dekentjes, in een hoekje met hun rug naar het publiek, beschaamd over alles wat over hen gezegd was: dat ze mismaakte, brutale menseneters waren. Herinner je de Mohawks die hun eigen klederdracht terzijde gooiden wegens gebrek aan succes, en zich een meer Sioux look aanmate. Ziehier een echte Indiaan!

De exotische, wilde en vrije ander // het ingehouden zelf
Dit alles vond plaats in Victoriaanse tijden, met Westerse lichamen ingebonden in erg strakke, beperkende kleding. Naaktfoto’s van westerse vrouwen waren strikt verboden. De fantasieën over wilde, vrije Anderen liepen hoog op. Fotografen vroegen jonge meisjes en vrouwen om te poseren op een manier die in het westen als ‘sexy’ ervaren werd; met naakte borsten, armen omhoog, een pose die beschikbaarheid en verleiding uitdrukte. Duizenden postkaarten werden geproduceerd.

De fantasie van blanke dominantie – de hebzucht verantwoorden
De Ander voorstellen als een primitief diende een doel: zichzelf zien als de ‘betere soort’ mens. Het in vraag stellen van de graad van menselijkheid van de Ander opende mogelijkheden van respectloosheid: hem koloniseren, gratis laten werken, land en kunstwerken stelen…
Dit kwam goed uit in een tijd van kolonisatie, toen westerse landen de wereld begonnen te domineren – het kwam goed uit om de publieke opinie te overtuigen van de rechtschapenheid van de blanke missie.
De wetenschap hielp hierbij, met pogingen om argumenten te vinden waarom de blanke man beter zou zijn.
Een ander aspect was dat de blanke zich inzette om te zorgen dat de Ander hem zag als perfect: alleen jonge sterke mensen werden naar de kolonies gestuurd; de in het westen tentoongestelde Anderen mochten niet circuleren buiten de tentoonstellingsruimte.